‘Sommige bibliotheken doen overigens bewust niet mee met dBos. De belangrijkste reden daarvoor zijn de kosten die gepaard gaan met de introductie van dBos. Sommige bibliotheken geven aan dat zij (soms vanwege bezuinigingen) het openhouden van wijkvestigingen of dorpsvestigingen prioriteit geven boven het introduceren van schoolvestigingen (via dBos).’ Dit staat te lezen in het door de Kwink Groep en de Rebel Group voor OCW gemaakte evaluatierapport over het Actieplan Kunst van Lezen 2012-2015, waar ‘de Bibliotheek op school’ (dBos), samen met BoekStart, onderdeel van uitmaakt.
Het
evaluatierapport (pdf) vermeldt ook dat eind 2014 38% van de scholen in het primair onderwijs (PO) bereikt wordt. ‘In die 38% zijn niet de leerlingen in Amsterdam en Den Haag meegenomen, terwijl deze bibliotheken wel een uitgebreid palet aan producten en diensten bieden aan scholen in hun werkgebied (maar niet onder de noemer dBos en niet door een collectie aan te bieden op de school zelf).’
Te duur
Op de vraag aan Charles Noordam, directeur Bibliotheek Den Haag, waarom zijn bibliotheek niet meedoet, antwoordt hij het programma te duur te vinden en het bovendien een belangrijk nadeel te achten dat kinderen zich niet meer thuis gaan voelen in de bibliotheek. Hetzelfde nadeel noemde Marina Polderman in
haar gastblog van 5 januari.
Noordam: ‘Wij hebben een paar jaar geleden uitgebreid gekeken naar het programma, met name om dat uit te rollen in de zes wijken waar we bibliotheken hebben moeten sluiten. We hebben ons laten voorlichten – met rekenmodules – door de adviseurs die indertijd bij
Boek1Boek in Heerlen waren betrokken. Later hebben we in beginsel met de Bibliotheek Rotterdam afgesproken dat we dit samen met haar zouden doen, áls we tenminste zouden deelnemen. Ik vind het op zich een mooi programma, maar dan naast de wijkbibliotheek. Het programma was alleen zo duur, dat ik nog een extra wijkbibliotheek zou hebben moeten sluiten om in de zes wijken dit programma te kunnen uitrollen. Dat was voor ons voldoende om af te haken. In een tijd van bezuinigingen was het onmogelijk hiervoor extra geld op tafel te krijgen. Het filialenmodel, dat wij voorstaan (met Amsterdam en Utrecht, en naar ik hoop, inmiddels ook weer Rotterdam) biedt zoveel voordelen, dat wil je niet loslaten.’
Band met bibliotheek weg
Behalve de kosten noemt Noordam als een ander belangrijk nadeel van dBos: ‘Het snijdt de band met de bibliotheek compleet door. Je bent niet meer in staat kinderen zich thuis te laten voelen in de bibliotheek en daar deel te laten nemen aan de programma’s. De kans op ondersteuning van een voortgezette leescarrière na het primair onderwijs is dus nihil. Bovendien: als je wijkbibliotheken sluit, laat je alle andere groepen in de steek die er gebruik van maken. In Amsterdam en Utrecht denkt men er overigens hetzelfde over.’
Hij zegt verder: ‘In beknopte zin waren dit de overwegingen. We doen overigens heel veel met en voor het onderwijs en op de scholen: we hebben leesconsulenten, we hebben medewerkers onderwijsachterstanden die op de scholen werken, we hebben een jaarlijks aanbiedingsboek van lessen, die we op scholen en bibliotheken geven en we krijgen klassikaal bijna 100.000 kinderen per jaar in de bibliotheek om boeken te lenen. In het begin telde dit allemaal niet mee voor dBos: alleen het Boek1Boek-model was leidend; later is er een beetje aan “etikettenzwendel” gedaan en ging alles wat we doen onder de noemer van dBos figureren. Als je dat in aanmerking neemt, doen we dus wel mee aan dBos!’
OBA
Martin Berendse, directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA), zegt dat besluiten voor zijn tijd genomen zijn. Het is bekend dat Hans van Velzen tegen de letterlijke betekenis van ‘de bibliotheek op school’ was en de educatieve ondersteuning aan het onderwijs wilde laten blijven verzorgen vanuit bibliotheekvestigingen in de wijken.
Naar 50%
Het evaluatierapport maakt melding van de in het Actieplan Kunst van Lezen 2012-2015 geformuleerde doelstelling voor dBos PO dat eind 2015 50% van de lagere scholen bereikt moet zijn. De onderzoekers denken dat de kans dat deze doelstelling gehaald wordt groter is dan de kans dat deze niet wordt gehaald. Daar worden echter wel een paar kanttekeningen bij geplaatst. Deelnemers aan dBos geven aan dat het voor behalen van resultaat belangrijk is leesconsulenten in te zetten voor begeleiding van leerkrachten en leerlingen. ‘Echter, uit de cijfers blijkt dat een deel van de bibliotheken nog geen leesconsulenten heeft benoemd, dat een deel van de wel benoemde leesconsulenten scholen nog niet bezoekt en dat leesconsulenten die wel scholen bezoeken dat kort doen (gemiddeld 1 tot 3 uur per week). Het voorgaande is volgens betrokkenen een consequentie van het gegeven dat maar in zeer weinig gevallen de benodigde bijdrage voor de volledige uitrol van dBos (namelijk € 45 per leerling per jaar, die doorgaans opgebracht moet worden in de driehoek school, bibliotheek en gemeente) ook daadwerkelijk beschikbaar is.’ De onderzoekers bevelen aan effecten van dBos beter wetenschappelijk te onderzoeken en met de resultaten daarvan (opnieuw) in gesprek te gaan met gemeenten en basisscholen.
Ingrijpend
In een door Bart Janssen gemaakt dossier over dBos in
Bibliotheekblad van november 2014 noemde Gerard Meijer, namens de Samenwerkende PSO’s Nederlands (SPN) projectmanager voor de uitvoering, ook 40 à 50 euro om het goed te doen. Hij benadrukte dat de keus daarvoor ingrijpend is, zowel op het budget als op het personeel (dat heel ander werk moet gaan doen). Hij noemde meedoen aan dBos een ‘niet te onderschatten reorganisatie van het bibliotheekwerk’. Wat de keus tussen dBos of vestigingen betreft, ging hij ervan uit dat het aantal vestigingen door bezuinigingen toch al onder druk staat en dat dBos dan een antwoord is op dat probleem.
Verschil per provincie
Het evaluatierapport meldt op basis van een jaarpeiling 2013 dat gemiddeld 6% van de bibliotheken zeker niet van plan is mee te doen. 31% doet nog niet mee, maar heeft wel plannen. Uit een staatje blijkt dat de verdeling over de provincies behoorlijk verschillend is. Bibliotheken die niet van plan zijn mee te doen, bevinden zich in Friesland (20%), Overijssel (11%), Gelderland (13%) en Noord-Holland (20%). In Flevoland, Utrecht, Zeeland en Limburg doet 100% van de bibliotheken mee. Overigens staat Zuid-Holland aangemerkt als provincie waar bibliotheken meedoen of plannen hebben, maar de onderzoekers zeggen te weten dat daar één bibliotheek bewust niet meedoet en ook geen plannen heeft. (Den Haag dus - wk).
Kostenverdeling
Het rapport zegt dat van alle kosten die momenteel voor dBos PO gemaakt worden 10% uit landelijke middelen komt, 10% uit provinciale middelen en 80% uit lokale middelen (gemeenten, onderwijsinstellingen en bibliotheken). Uit het onderzoek is gebleken dat bibliotheken zeggen zich te zullen beraden over de voortzetting als de rijksmiddelen wegvallen. ‘Het is mogelijk dat deze stellingname word ingegeven vanuit strategische overwegingen (namelijk de wens dat het Rijk de financiering uit rijksmiddelen zal continueren). Wij merken echter op dat een deel van de bibliotheken voor een dusdanige bezuinigingsopgave staat dat dit signaal serieus genomen moet worden.’
Overigens hebben ministers Bussemaker (OCW) en Asscher (SZW) en staatssecretaris Van Rijn (VWS)
op 6 maart bekendgemaakt voor de periode 2016-2018 54 miljoen euro te willen investeren in het kader van het nieuwe actieplan 'Tel mee met Taal'. Mede op basis van het evaluatierapport maakt voortzetting van ‘Kunst van Lezen’ daar onderdeel van uit.
Leenrecht gevoelig punt
Een bij auteurs van kinderboeken en de Stichting Leenrecht
gevoelig punt inzake dBos is het feit dat traditionele schoolbibliotheken geen leenrecht hoeven af te dragen. De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) besteedde daar
10 februari aandacht aan en publiceerde een door het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) en de Stichting Lezen in 2012 gemaakt
leenrechtadvies (pdf). Daarin staat dat de vraag of uitleningen in het kader van dBos zijn vrijgesteld van leenrecht afhankelijk is van de vraag onder wiens verantwoordelijkheid wordt uitgeleend. Het stuk zegt: ‘Als uitleningen aan leerlingen en leerkrachten plaatsvinden in en onder verantwoordelijkheid van de school, dan hoeft geen leenrecht te worden betaald, omdat het dan valt onder het vrijstellingsregime. In deze situatie is niet van belang of de school een eigen collectie heeft of dat zij gebruik maakt van collecties die ter beschikking worden gesteld door de bibliotheek of provinciale serviceorganisatie.’
Maar ook: ‘Als de uitleningen in het gebouw van de school plaatsvinden, onder verantwoordelijkheid van de bibliotheek, dan moet over de uitleningen wel een leenrechtvergoeding worden betaald aan Stichting Leenrecht. Hiervan is onder andere sprake als de bibliotheek in de school fungeert als bibliotheekvestiging die publiek toegankelijk is, zoals in het geval van een buurtbibliotheek of bij multifunctionele accommodaties (brede school). In deze situaties worden de uitleningen als eigen uitleningen van de bibliotheek vermeld in de jaarstatistiek bij het jaarverslag.’
Het stuk laat zich er echter niet over uit dat bij sluiting van bibliotheekvestigingen en de komst van ‘bibliotheken op school’ de uitleningen aan kinderen in aanzienlijke mate verschuiven van bibliotheek naar school en dat dit een andere situatie is dan toen er alleen nog traditionele schoolbibliotheken waren. (Zie ook het op 5 december 2013 op bibliotheekblad.nl gepubliceerde artikel
'Raakt Bibliotheek op school schrijvers in de portemonnee?')
Andere onderdelen
Andere in het evaluatierapport genoemde onderdelen zijn
BoekStart voor baby’s,
BoekStart in de kinderopvang en
dBos voortgezet onderwijs (VO).
De ambitie om eind 2015 155 bibliotheken met tenminste één vestiging te laten meedoen aan Boekstart voor baby’s is al gehaald, want het zijn er 159 (van de 160). Maar het doel om 65% van de baby’s te bereiken is nog niet gehaald, het ligt op 32%. De onderzoekers bevelen aan de marketing te verbeteren en zich meer te richten op de doelgroep ‘lage SES (Sociaal Economische Status)’, daar BoekStart nu vooral de doelgroep “hoge SES’ lijkt te bereiken.
Aan BoekStart in de kinderopvang doet 62,5% van de bibliotheken mee. Het doel voor eind 2015 is 65% en verwacht wordt dat dit gehaald wordt. Maar het doel daarmee 37,5% van de opvanglocaties te bereiken zal waarschijnlijk niet bereikt worden, het is nu 13%.
De voor dBos VO gestelde ambitie om eind 2015 35% van de leerlingen te bereiken zal niet gehaald worden, het is nu minder dan 5%. Ook het aantal deelnemende bibliotheken is 5%, dBos VO zit nog in de pilotfase. ‘De uitrol in het VO is overigens veel ingewikkelder dan die in het PO, omdat het VO zeer gevarieerd is (van VMBO tot VWO) en omdat de bibliotheken met het VO van oudsher veel minder sterke relaties hebben dan met het PO’ , aldus het rapport.
Het hele op 20 januari verschenen evaluatierapport is te vinden op de
website van de rijksoverheid, samen met
een aanbiedingsbrief d.d. 13 februari aan de Tweede Kamer, alsmede evaluatierapporten van het taaltraject
Taal voor het leven en het
Actieplan Laaggeletterdheid 2012-2015.
Tekst: Wim Keizer